Pagina's

vrijdag 23 januari 2009

Herman de Coninck

Poëzie, het heeft mijn koude kleren niet geraakt. Nee, het heeft altijd veel meer dan dat gedaan.
En idolen, ik heb ze eigenlijk nooit gehad, al hing 30 jaar geleden boven mijn het bed in het familiaal buitenverblijfje wel eens een charmante poster van een Franse naast een Nederlandse zanger, beide met vele mooie woorden, een zwoele blik en vooral een heerlijke stem.... Het was toch mijn ding niet helemaal. Ik wilde dromen en eigenlijk paste het tastbare beeld van zo'n stem niet in het plaatje dat ik verkoos. Nooit las ik de Joepie, nooit stond ik te gillen voor een podium, ik wiegde verrukt mee op de muziek, in de schaduw, het liefste nog alleen, ieder latend in zijn wereld.
Muziek en poëzie, woorden en klanken, ... Luide muziek doet mijn ziel dansen, ik heb het af en toe nodig.

Verrukt ben ik dus, als De Provincie Antwerpen samen met o.a. De Standaard, Radio 1 en Canvas, zich wagen aan het uitreiken van de HdCprijs.
Herman de Coninck. En nu moet ik écht blozen.
Toen ik zestien was, had ik een schriftje met gedichten. Sommigen vonden hun weg naar mijn toenmalig lief dat me in ruil één enkel zinnetje terug zond, geschreven op de achterzijde van een kaartje van Folon. Romantiek ten top!
Toen ontdekte ik Herman de Coninck en het hek was van de dam! De poëzie die, verscholen in zulke schijnbaar simpele zinnetjes, zich wulps voor mijn ogen uitspreidde... En tot overmaat van ramp kwam de man toen voorlezen uit eigen werk in het jongerenhuis aan de overzijde van mijn ouderlijke thuis...
Als een echte groupie doste ik me uit en trok alleen naar de overkant. (Mijn lief moest babysitten.) Het publiek, dat gewoon was beginnende muziekgroepjes te verwelkomen op vrijdagavond, was duidelijk niet echt aan poëzie gewaagd en mijn hart klopte in mijn keel toen ik hem daar alleen zag zitten, in de pauze.
Ja, ik ben naast hem gaan zitten, en ja, ik heb mijn mond open gedaan. Maar ik ben er niet trots op. Hoe ik zo'n taalkunstenaar heb bediend van de meest povere clichézinnen die ik maar kon bedenken... Ik ben er nog niet goed van en wijt het nog altijd aan de onschuld van de jeugd...

Zeg nu eerlijk, de man van:

Middenin de vlakte van juli
kwam ik je tegen. Ik woon hier, zei je.
Ik keek naar de bloemen. Ja, dat zie ik,
zei ik, en waar leerde je de kunst
om niet lang te duren? Ook hier, zei je.
Je was lenig; en je woorden waren zo

doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
En daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
Een oortje, waarin het lange woord
'lieveling' uitgoot, zonder morsen.

"Lenige liefde (4)" van Herman de Coninck.

vraag je toch niet...
Sorry, dit vertel ik liever niet. Het zal tussen hem en mij blijven, daar ben ik nu jammer genoeg wel zeker van. Tenzij hij er ooit Kristien mee deed glimlachen...

Vandaar dus. Ik leg haar, de link. Waarom ik zo graag schrijf over alles wat neigt naar mijn grote liefdes, klei en keramiek. Als leven begint en eindigt met stof en as, en woorden het grijpbare ongrijpbaar kunnen maken, vuur vereeuwigt of vernietigt wat gewoon water voorheen wegspoelen kon... Sorry, da's wel echt pure poëzie. Wat jij, Herman?

Mijn stem voor de HdCprijs?
Erwin Mortier, omwille van één enkele zin. Die laatste: "uit één vinger valt men niet."
De link.

Geen opmerkingen: